Museum Bredius, Den Haag
Museum Bredius
Lange Vijverberg 14
2513 AC Den Haag
Tel: 070-3620729
Dinsdag t/m Zondag 12.00-17.00 uur
Gesloten op 1 Januari en 25 December
Extra openingstijden 's maandags op Christelijke feestdagen
In 1922 verliet Abraham Bredius Nederland om in Monaco te gaan wonen. Zijn huis op de Prinsegracht nr.6 in Den Haag, waar hij sinds 1895 woonde, verkocht hij aan de gemeente. Tegelijkertijd gaf hij zijn kunstcollectie in bruikleen aan de gemeente met de belofte dat hij deze aan hen zou nalaten bij zijn overlijden. Als voorschot gaf hij reeds 'De sater en de boer' van Jan Steen ten geschenke. Op dat moment ontstond het 'Bredius Museum'. Bij zijn dood in 1946 werd de gemeente Den Haag eigenaar van de collectie.
In 1985 werd het oude museum wegens bezuinigingen gesloten. Kort daarna werd de 'Stichting Bredius Genootschap' opgericht, met de bedoeling om de collectie weer voor het publiek toegankelijk te maken. Dank zij de inspanningen van de stichting werden verscheidene sponsors aangetrokken, hetgeen hen in staat stelde het 18e eeuwse pand op de Lange Vijverberg 14 te verwerven. Na een grondige verbouwing werd het nieuwe Bredius Museum geopend in november 1990.
Abraham Bredius is voornamelijk bekend geworden als Rembrandtkenner, verzamelaar, directeur van het Mauritshuis en archiefvorser. Niet alleen deze bezigheden hebben bijgedragen aan zijn naamsbekendheid, ook zijn enthousiasme en eigenzinnig karakter hebben de nodige stof tot publiciteit gegeven. Bredius leefde van 1855 tot 1946 en is geboren te Amsterdam. Hij was afkomstig uit een vooraanstaande familie. Zijn vader was directeur van de gezamenlijke buskruitmakers van Noord-Holland, Utrecht en Zeeland. Bredius heeft er nooit voor gevoeld in zaken te gaan, zijn belangstelling lag meer op het artistieke vlak. Hij heeft eerst een poging gedaan om pianist te worden, maar omdat hij na verloop van tijd de top niet kon bereiken, heeft hij zich op de beeldende kunsten gestort. Hij maakte op aanraden van zijn vader een kunstreis door Europa en bezocht de grote musea. Hierdoor kwam hij in contact met Wilhelm von Bode, de toekomstig directeur van de Berlijnse musea. Op zijn aanraden wierp Bredius zich op het vrijwel onontgonnen gebied van de 17de-eeuwse Nederlandse schilderkunst. Omdat er in Nederland tot 1907 geen opleiding in deze richting bestond, heeft Bredius zijn kennis verkregen door het bestuderen van een aantal handboeken en door het rondreizen langs collecties. Deze studie duurde nog geen twee jaar en vond plaats rond 1878. Al in 1879 schreef Bredius zijn eerste artikel over 'De aartsengel Michael op den Monte Gargano' in het tijdschrift 'De Nederlandse Spectator'; datzelfde jaar schreef hij nog vier andere artikelen.

